Met vaccineren in het kader van het Rijksvaccinatieprogramma bescherm je jouw kind of jezelf. Maar je draagt ook bij aan de groepsimmuniteit.

Hoe meer mensen immuun zijn voor een bepaalde ziekte, hoe kleiner de kans op verspreiding. Laten we mazelen als voorbeeld nemen. Omdat mazelen een van de meest besmettelijke ziektes is, kan het zich al verspreiden als meer dan 5% van de mensen niet immuun is. Je wordt immuun voor mazelen door de ziekte te krijgen of door gevaccineerd te worden.

Uitroeien van ziektes

Als je een ziekte niet kan krijgen dan kan je het ook niet overdragen op anderen. Als niemand meer de ziekte kan krijgen, dan kan niemand het meer overdragen en kan de ziekte zelfs verdwijnen. Door iedereen te vaccineren tegen een ziekte kan een ziekte dus worden uitgeroeid. Dat is al gebeurd met pokken en is hopelijk binnen een paar jaar ook het geval voor polio. Met mazelen en rodehond is dit in theorie ook mogelijk.

Groepsimmuniteit beschermt jonge kinderen

Door bijna iedereen te vaccineren komt een ziekte minder voor en is iedereen beschermd tegen de ziekte. Ook jonge kinderen die nog niet beschermd worden door vaccinatie en kinderen waarbij de vaccinatie niet goed werkt. Ze zijn dan beschermd door de immuniteit van de groep. We noemen dit groepsimmuniteit of kudde-immuniteit.